Margo Trappenburg is bijzonder hoogleraar Grondslagen van het Maatschappelijk Werk aan de Universiteit voor Humanistiek en hoofddocent Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht. Zij doet onder meer onderzoek naar de effecten van vermaatschappelijking van de zorg. Zo ook naar de eigen kracht en de beperkingen daarvan. Want daar zitten nogal wat haken en ogen aan. “Cliënten hebben niet altijd een netwerk. En soms is het netwerk overbelast, oud, ziek, verstandelijk beperkt of anderszins kwetsbaar.”
Trappenburg plaatst vier kanttekeningen bij de beleidsideologie van de participatiesamenleving, aan de hand van vier publicaties.
Trappenburg: “De overheid verwacht van burgers dat ze zoveel mogelijk zelf doen, zelfredzaam zijn. Op het gebied van gezondheid, persoonlijke financiën, de arbeidsmarkt. De WRR stelt in dit rapport dat je daarvoor niet-cognitieve vermogens moet hebben. Zo moet je een doel kunnen stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag. Want wat blijkt? Mensen worden overvraagd. Hoe meer problemen, hoe handiger iemand moet zijn. Veel zaken zijn ingewikkelder geworden. Daar komt bij dat ‘zelf doen’ louter een ideaal is voor arme mensen. Als je rijk bent, hoef je namelijk niets uit te zoeken. Dan doet je secretaresse dat, of je nanny.”
Trappenburg: “Lukt het niet om zelfredzaam te zijn, dan gaat de participatie-ideologie ervan uit dat familie de helpende hand uitsteekt. In dit boekje laat Kronenberg goed zien hoe mantelzorg werkt, aan beide kanten. Over de vervelende kanten die dat kan hebben. Omdat je de mensen waar je het meeste van houdt moet gaan belasten bijvoorbeeld. Of omdat mantelzorg de net herstelde familierelaties onder druk zet. Niet iedereen heeft immers een zorgeloos verleden. Hulp van familie is dus lang niet altijd mogelijk. Vaak zijn de netwerken kwetsbaar of precair en moet je daar geen extra druk op leggen. Dat kan tot horror-achtige tafrelen leiden.”
Trappenburg: “Kan familie geen soelaas bieden, dan gaat de beleidsideologie van de participatiesamenleving ervan uit dat buren bijspringen. In deze publicatie onderzoekt Bredewold hoe in Zwolle de contacten verlopen tussen mensen met een bijzondere beperking en de buurt waarin zij wonen. Wat blijkt? Meestal is er helemaal geen contact. En als er wel contact is, ontstaan er vaak problemen. Ik zie het in mijn eigen straat. Daar gelden twee principes: overloop elkaar niet, en zorg dat er sprake is van wederkerigheid. Langdurig afhankelijk zijn past daar niet in. Logisch, want mensen hebben hun eigen leven en zijn na een dag werken vaak hartstikke moe. Dan is dat extra contact vaak net te veel gevraagd.”
Trappenburg: “Kunnen ook buren geen hulp bieden, dan zijn er altijd nog de onbetaalde krachten, zoals de maatjes of vrijwillige coaches. In de ideologie van de participatiesamenleving is dat de volgende reddingsboei. Maar waarom onbetaald, vraag ik me af. Iemand die dat voorstelt zou ik willen zeggen: ‘Heb je zo ook al naar je eigen baan gekeken? Die kan je dan toch ook gratis gaan doen’. Je kunt alles namelijk gratis doen. Maar als je dat selectief toepast, ontstaat er onevenwichtigheid.”
Trappenburg constateert dat veel wijkteammedewerkers minder uitgaan van eigen kracht dan politiek gezien gevraagd wordt. "Zij zien namelijk dat mantelzorgers al tot hun nek belast zijn. Helaas wordt dit maar weinig uitgesproken. Mijn advies aan wijkteams: praat daarover! Met de gemeente en met hulpbehoevende burgers. Ga steeds het gesprek aan over die grenzen van de eigen kracht! Jullie zien immers waar de ideologie van de participatiesamenleving mank gaat.”
Volgens Jacko van der Meulen, programmamanager van Samen Doen, gaat het vaak om het doorbreken van patronen. “De problematiek in gezinnen die wij helpen is dusdanig dat van zelfredzaamheid geen sprake meer is. Er is geen eigen kracht meer. Eerst inventariseren we wat er aan de hand is. Als we het vertrouwen gewonnen hebben, laten mensen hun overlevingsgedrag los en gaan ze iets meer vertellen. ‘Wat vindt u het belangrijkste wat er moet gebeuren?', vragen wij vervolgens. Wij gaan dan als het ware actief op onze handen zitten. Waar vind ik de ingang om iets te doen, om een relatie op te bouwen en het daarna te hebben over waar het echt over moet gaan? Dat is de zoektocht die we steeds aangaan.
“Goed om ook een keer de andere kant van het verhaal te horen. Ik werk met maatjes die een relatie opbouwen met eenzame mensen. Vaak zijn we in gesprekken op zoek naar die eigen kracht. Dan vragen we: ‘Heeft u dit of dat al eens geprobeerd?’ Maar we staan er dan te weinig bij stil dat iemand misschien al heel veel zelf geprobeerd heeft. Dan kan het heel vervelend zijn als iemand hulp vraagt en dat wij dan toch proberen dat ‘zelf doen’ nog wat verder op te rekken.”
“De kanttekeningen van Margo Trappenburg zetten de boel voor mij lekker op scherp. Niemand bij ons zegt letterlijk: ‘Ga het eerst maar met het netwerk doen’. Maar aan de andere kant zoeken we wel naar de mogelijkheden in het eigen netwerk. Dan helpt het om eens te denken: ‘Wat als het over mijn familie zou gaan, of over mijn straat?’ Misschien kom ik tot dezelfde uitkomst, maar bewuster nadenken over hoe de ander iets beleeft kan geen kwaad.”
Margo Trappenburg , bijzonder hoogleraar Grondslagen van het Maatschappelijk Werk aan de Universiteit voor Humanistiek en hoofddocent Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht.