
Aan tafel over de stad in beweging
zoektocht naar fysieke en mentale ruimte
‘Begin met iets van jezelf laten zien’
Hoe kunnen we kunst en cultuur (meer) laten aansluiten bij maatschappelijke opgaven en ambities van de stad? En hoe krijgen we die stad dan in beweging? Voordat die vraag een antwoord krijgt, is nog veel uitzoekwerk nodig. Naar drijfveren, passies en ambities. Maar ook reflectie op wat je als kunstenaar ‘meeneemt’. En hoe je dan contact legt. En met welke intentie.
Stel: je wilt jouw artistieke discipline inzetten om de stad en haar inwoners een stapje verder te helpen. En dus ga je – om maar wat te noemen – ‘de wijken’ in om verhalen op te halen. Hoe doe je dat? Waar begin je dan? En waar loop je tegenaan? Neem het allereerste contact. Wat is je introductiezin? Stel je dan bijvoorbeeld de vraag: ‘Ik wil graag met jou in gesprek komen. Wat moet ik daarvoor doen?’ Of begint wezenlijk contact juist door eerst iets van jezelf te laten zien, jezelf kwetsbaar op te stellen? Ofwel: kan je iemand überhaupt wel iets vragen als je zelf niets op tafel legt?
Weerstand bieden
Aansluitend is de vraag: wat laat je dan zien? En in hoeverre is dat dan gekleurd door de positie die je inneemt? In hoeverre kunnen jouw intenties ‘echt’ en ‘zuiver’ zijn? Je bent immers onderdeel van een systeem en hebt al snel met allerlei vormen van belangenverstrengeling te dealen.
En als je dan uiteindelijk contact hebt, hoe ga je dan verder? Hoe blijf je dan echt en authentiek? Hoe voorkom je dat iets een ‘trucje’ wordt? Hoe voorkom je dat je toeschouwer wordt. Wat dat werkt niet.
Door vooral te luisteren, wellicht. Maar is alles wat de ander vertelt ook automatisch sociaal rechtvaardig of empathisch? Dat gaat namelijk nog weleens mis. Heb je dan als vertegenwoordiger van de kunst- en cultuursector de verplichting om weerstand te bieden? En hoe geef je die dan vorm?
Tijd en ruimte
Je zou natuurlijk kunnen laten zien dat er ook een andere kant zit aan een bepaalde opvatting, of aan – om maar wat te noemen – het bevredigen van een korte termijnbehoefte. ‘Wat betekent wat jij zegt op grotere schaal of op langere termijn?’ Je zou ook samen aan de slag kunnen met datgene waar die ander een grondige hekel aan heeft. ‘Bewijs maar dat ouderen niet van nut zijn voor deze samenleving’. Een confronterende vorm van weerstand bieden.
En wat te denken van ‘tijd’? Tijd biedt namelijk de mogelijkheid om elkaar te leren kennen. En met tijd creëer je ruimte voor interactie. Daarmee organiseer je als kunst- en cultuursector weerstand. Maar het gaat ook om ‘ruimte’, zowel fysiek als mentaal. Om zo ervaringen te kunnen delen.
Redder?
Nog een vraag om over door te denken: wat is, als jij met een vorm van kunst en cultuur intervenieert, je intentie? Vervul je dan de rol van redder van de kwetsbaren? Waar gaat het jou dan om? Om wederkerigheid, wellicht. Je voelt je immers pas waardevol als je iets voor elkaar kunt betekenen. Slachtoffers willen ook weleens redders zijn.
Zo voorkomen we meteen dat we mensen steeds maar ‘zielig’ blijven maken omdat dat nu nog vaak beloond wordt. Immers: als je als professional subsidie voor jouw project nodig hebt, dan hoef je alleen maar duidelijk te maken dat je kwetsbare jongeren redt’. Vinden de subsidiegevers geweldig!
En ga je dan uiteindelijk aan de slag, dan is het ook altijd oppassen met doelstellingen. Want voordat je het weet zijn die leidend, en vergeet je de mensen waar je het voor doet.
Ik-gedachte
Daarboven zweeft nog een andere principiële vraag, mooi verwoord door de Franse filosoof Jean-Luc Nancy. Zijn stelling luidt: Elke poging om gemeenschapszin te maken breekt die gemeenschapszin automatisch ook weer af. Immers: voordat je het weet krijgt gemeenschapszin een totalitaire uitstraling. En dat zorgt dan voor uitsluiting: wie niet aan de definities voldoet hoort er niet bij.
Dat wetende, is het dan zinvol om de ambities bij te stellen over hoe kunst en cultuur de ambities van de stad kunnen ondersteunen? Ofwel: als wij iets willen met kunst en cultuur in een wijk, dan moeten we dat misschien wel vanuit de ik-gedachte doen. En als het meezit vindt die ander dat dan interessant. Dan kan een beweging ontstaan. Anders niet.
wij(k) aan tafel
Paella, passie en ambities
De elf deelnemers aan deze tafel bij Pepijn Smit aten samen paella en deelden intussen hun passie, drijfveren en ambities. Een aantal opvallende quotes uitgelicht.
Zij zaten aan tafel
Pepijn Smit – theatermaker (PS Theater), stadsprogrammeur
Marleen Damen – wethouder wijken, gemeente Leiden
Julia Schmitz – theatermaker
Lina Issa – kunstenaar en schrijver
Erik Olijerhoek – sociaal ondernemer (Bureau Sociale en Culturele Vormgeving)
Erica Smits – dramaturg (o.a. bij PS Theater) en freelancejournalist
Danny Molenaar – theatermaker (Levend Lijf)
Lex van Delden – cognitief psycholoog (Leyden Academy), voorzitter Stadslab
Nathalie Lecina – sociaal ondernemer (Studio Moio)
Mirjam Flik – cultuurmakelaar Leiden
Thijs Huys – acteur (o.a. bij PS Theater)

Hoe nu verder?
De elf deelnemers aan deze bijeenkomst van ‘Leiden aan tafel’ zijn nog niet klaar met elkaar. De gedeelde drijfveren, passie en uitgesproken ambities maken duidelijk dat er meer in het vat zit. En dus komt er een vervolg. Over een maand of twee. Inzet: wat kunnen we met elkaar? Met tegen de achtergrond nog steeds de vraag waar het allemaal mee begon: in hoeverre kunst en cultuur een podium kunnen leveren aan de maatschappelijke opgaven van de stad. Daarnaast gaan de deelnemers aan deze tafel aan de hand van een casus bekijken hoe zij elkaar praktisch kunnen aanvullen.
