De diepte in
Een ervaringsdeskundige, een filosoof en drie bestuurders en een onderzoeker schetsen de context van de Tweedaagse.
Joy van der Stel:
‘Ga niet uit van perceptie, ga uit van een doel’
Toen Joy van der Stel net was geboren, zeiden de artsen tegen de ouders: ‘Wacht maar met de geboortekaartjes’. 43 jaar later vertelt Joy dat iedereen de wil heeft om succesvol te zijn in het leven. Alleen is het soms even zoeken hoe je dat doet.
“Eind oktober tik ik de welgestelde leeftijd aan van 43. Joho. 43 jaar geleden verwachtten de mensen niet dat ik dat zou halen. Mijn geboorte ging via de natuurlijke weg in het nonnenziekenhuis in Zeeland. En duurde 92 uur. Door zuurstofgebrek kwam ik zwaar spastisch ter wereld. Medici waren ervan overtuigd dat ik nooit een volwaardig leven zou kunnen leiden. Ze zeiden tegen mijn ouders: ‘Ze is niets, ze kan niets en ze zal nooit wat zijn. Mentaal hebben we niets kunnen vinden, maar dat komt nog wel…’”
De eerste jaren
“Mijn vader verwachtte die eerste jaren dat de professional zou vertellen hoe het moest. Dat bleek niet het geval. Dus namen mijn ouders zelf de regie. Ze leerden mij al heel vroeg dat mijn beperkingen geen hoofdrol spelen. Samen zochten ze naar wat ik nodig had om mijn leven vorm te geven. Ze sloten niets op voorhand uit. Ze leerden mij wat gebruikelijk is: eten doe je met mes en vork. Als dat niet lukt, gebruik je een lepel. Dan weet je hoe het hoort en dan weet je ook dat mensen naar je zullen kijken als je het anders doet. Zo ben ik helemaal zelfstandig geworden op mijn eigen manier.”
Niet uitgaan van beperking
“De visie van mijn ouders was dat je het moet kunnen redden in de wereld. En dat het normaal is dat je leert en doorleert. En dat je in een huis kan wonen. Nu ben ik 18 jaar samen. Toen mijn vriend en ik tweeënhalf jaar samen waren, kreeg ik een dochter. Tien jaar later zijn we getrouwd. Ik heb drie boeken geschreven, sta op podia en heb een eigen meubellijn. Ik zie mezelf als een bevestiging van de stelling dat je niet moet uitgaan van de beperking.”

'Ik zie mezelf als een bevestiging van de stelling dat je niet moet uitgaan van de beperking'
Doelen stellen
“Toen ik op het podium kwam zag u een vrouw in een rolstoel, waarvan u dacht dat zij hulp nodig had. Ga nooit uit van uw eigen perceptie, maar ga uit van een doel. Kinderen kunnen heel goed aangeven wat ze willen leren, hoe ze willen leren. Maar een kind heeft jullie – docenten, schoolleiders – nodig om die doelen te stellen.”
Filosoof Patrick Loobuyck:
‘Onderwijs heeft sleutel tot inclusie in handen’

Het onderwijs is de enige plek waaraan iedere burger deelneemt en dus dé plek waar we kinderen over diversiteit en inclusie kunnen leren. En daar wordt iedereen beter van. Dat betoogt filosoof Patrick Loobuyck.
“Hoeveel inclusie kan een mens verdragen? Als een kind tussen een groep olifanten een kleintje ontwaart met een scheef pootje, roept het al ‘aaahhh’. Het vermogen tot empathie is dus al vroeg aanwezig. Toch betekent samenleven niet automatisch integratie. Waar zet je dan op in: empower je het kleine olifantje of wijs je de grote groep erop dat ze het kleintje een signaal sturen? Beide natuurlijk: op mechanismen bij alle actoren die inclusie verhinderen.”
Kritische burgers
“Onze samenleving is gebaseerd op vrijheid en gelijkwaardigheid. Hoewel kinderen onderwijs niet als vrijheid ervaren, organiseren we het toch verplicht, want zonder dat zijn mensen niet écht vrij. Vrijheid van niet geïnformeerde mensen is valse vrijheid en vrijheid zonder de capaciteit van het denken is leeg. En juist omdat mensen in een vrije samenleving hun kinderen mogen opvoeden zoals hen goeddunkt, zonder overheidsbemoeienis, is onderwijs zo belangrijk: om kinderen tot kritische burgers te maken met mogelijkheden om zelf een leven op te bouwen, ongeacht afkomst.”
Recht op inclusie
“Een gedachtenexperiment, van theoreticus John Rawls. Een groep mensen zit vast in een ruimte, de deuren gaan dicht en ze krijgen een taak: uitgangspunten opschrijven voor een nieuwe samenleving, die start zodra de deuren weer opengaan. Maar: je weet niet welke plaats je zelf in die nieuwe samenleving krijgt. Telkens blijkt: we zullen dan automatisch een samenleving creëren waarin de minstbedeelden er nog het beste aan toe zijn. Desondanks wordt samenleving al snel een soort archipel: mensen leven los van elkaar, niet iedereen neemt deel. Weliswaar is dat laatste een grondrecht, maar als samenleving heb je het recht te proberen inclusie tot stand te brengen.”
Groepsgevoel positief inzetten
“Wat houdt ons tegen? Ten eerste: individuele belemmeringen. Onze hardware is voorgeprogrammeerd om te leven als clans in de savanne; als rabiate wij-zij denkertjes. Hoe meer diversiteit, hoe minder neiging tot solidariteit. Die lastige kwestie leidt tot handelingsverlegenheid. We trekken ons terug in onze schulp. Ten tweede: Maatschappelijke belemmeringen. Wij-zij denken kunnen we niet uitschakelen, wel kunnen we het ‘wij’ zo groot mogelijk definiëren. En mensen sterken om uit die schulp te kruipen door ze samen dingen te laten doen. Zo kun je het menselijke groepsgevoel juist positief inzetten. Niet de mate van diversiteit ondermijnt het maatschappelijke vertrouwen, maar de manier waarop die georganiseerd is. Als je mensen in staat stelt met elkaar om te gaan, zal het vertrouwen minder dalen.”
Sleutel voor inclusie
“Leerkrachten moeten hun ongelofelijk belangrijke taak hierin beseffen. Zonder onderwijs geen vrijheid, maar ook geen samenleving. Het onderwijs heeft de belangrijkste sleutel voor inclusie in handen: het bereidt mensen voor op diversiteit, ontmoetingen en inclusief denken. Ik krijg soms in Vlaanderen de kritiek dat ik te véél nadruk leg op het belang van het onderwijs daarin. Maar het is de enige plek waaraan iedere burger deelneemt. Laten we die positie gebruiken.”
Christianne Mattijsen, directeur VO, portefeuillehouder Passend Onderwijs:
‘Schotten weg tussen onderwijs en zorg’
“We leven in een individuele samenleving, terwijl verbinding een samenleving beter maakt. We moeten de randvoorwaarden goed organiseren, maar de crux schuilt in mensen, in u. U bent die verbinding. Samenwerkingsverbanden kunnen partijen bij elkaar brengen, zodat er op een constructieve manier naar goede oplossingen wordt gezocht.”
Verantwoordelijkheid nemen
“Er is binnen korte tijd een enorm netwerk opgebouwd en we zitten op de goede weg. Maar hoe kunnen we elkaar meer versterken? Het aantal thuiszitters is te hoog, veel kinderen zijn vrijgesteld van onderwijs. De oplossing schuilt in de gedachte dat we allemaal onze verantwoordelijkheid moeten nemen. De schakels worden pas een keten wanneer we verantwoordelijkheid nemen voor het geheel. Dat vraagt een hoge mate van professionaliteit, ambitie en reflectie. Daarnaast kunnen we meer kennis delen. Niet alleen praktische informatie, maar ook ideeën. We hoeven niet elke keer het wiel opnieuw uit te vinden.”
Flexibiliteit
“Er zijn veel verschillende systemen en wetten. Dat is goed, maar het is ook belangrijk om in te spelen op de behoeften. We weten nu dat de praktijk anders is dan de papieren realiteit zoals we die in 2014 bedachten. Soms is dus aanpassing van de regelgeving nodig. Dat gebeurt ook. De ministers Arie Slob en Hugo de Jonge werken momenteel aan een betere aansluiting tussen zorg en onderwijs. In een brief die deze maand verschijnt, schetsen zij hun ambities. Zij willen onder andere de preventieve zorg vergroten en dat het onderwijskundig perspectief beter wordt betrokken bij een vrijstelling op grond van artikel 5 onder a. Daarnaast willen zij de schotten slechten tussen zorg en scholen. De Variawet die onlangs is ingegaan, biedt voor veel van dit soort situaties een uitkomst.”

Juiste maat
“Hoeveel ruimte wij als overheid ook maken om de verbinding te verbeteren, uiteindelijk gaat het om mensen. Je moet met elkaar in gesprek. Voor elk kind bestaat onderwijs dat past. Het is aan ons om daar de juiste maat bij te vinden.”
Paul Rosenmöller, voorzitter VO-raad:
‘Luister meer naar de leerling zelf’

“In de kern deugt de gedachte van passend onderwijs. Het gaat om inclusiviteit. We hebben ook de randvoorwaarden gecreëerd om dat te realiseren. Maar als ik de heftige verhalen hoor van ouders waarbij dat niet lukt, denk ik soms dat we er een potje van maken. Het passend onderwijs is af als we geen klaagbrieven meer krijgen van ouders, zei Tweede Kamerlid Paul van Meenen onlangs. Zo ver zijn we nog niet.”
Grotere capaciteit
“In toenemende mate proberen we onderwijs op maat aan te bieden. Als school en als leraar proberen we door te kijken en te luisteren uit te vinden waar de talenten van leerlingen liggen. Wat kunnen ze goed en wat kunnen ze minder? Maar er zijn obstakels. Zijn schoolleiders handelingsvaardig genoeg om de organisatie van de school aan te passen aan de leerling? In plaats van dat zij de leerling door de organisatie van de school proberen te duwen? Bovendien: omgaan met een grotere diversiteit van leerlingen kost tijd. Vraag is of we de leraren voldoende in staat stellen het ‘erbij’ te doen. Maatwerk vergt een grotere capaciteit.”
Anarchie
“Tegelijkertijd zie ik mooie voorbeelden waarbij het lukt passend onderwijs aan te bieden: pilots waar leerlingen recht op maatwerk hebben en waar zij veel meer regie krijgen op het onderwijsproces. Ze bepalen zelf welke vakken ze volgen en bepalen hun eigen tempo. Dan blijkt dat ze niet de hele dag wegduiken achter hun tablet, maar dat ze wel degelijk willen leren en gemotiveerd blijven. Dat is geen pleidooi voor anarchie, maar een pleidooi voor meer luisteren naar de leerling zelf.”
Rinda den Besten, voorzitter PO-Raad:
‘We hoeven het niet alleen op te lossen’
“Zoals onderwijs nooit af is, is ook passend onderwijs nooit af. We zijn nu pas zo’n vijf jaar bezig, maar ik zie dat er veel gebeurt. Wat ik bijvoorbeeld mooi vind, is dat er steeds meer scholen naar vernieuwende vormen van onderwijs zoeken en kijken hoe onderwijs dicht bij huis georganiseerd kan worden. Daarvoor zijn (onverwachte) samenwerkingen tussen scholen en organisaties nodig.”

Maatwerk neemt toe
“Ik zie steeds meer samenwerkingsscholen ontstaan die als een netwerk fungeren voor het kind. Geweldig. Ook zie ik dat de arrangementen op de basisscholen steeds meer maatwerk leveren. Een kind gaat dan bijvoorbeeld ’s ochtends naar een reguliere basisschool, en ’s middags naar een specialistische voorziening. Het opzoeken van de grenzen van de wet en het maatwerk zie ik toenemen, ook al gaat het misschien volgens sommigen niet snel genoeg.”
Niet alleen
“Ik heb veel respect voor de leerkrachten die het verschil maken in het leven van kinderen. Het grote knelpunt is altijd het gebrek aan tijd. Leraren hebben veel op hun bordje, maar ook ouders voelen zich soms bezwaard om aandacht en tijd te vragen van de leerkracht. We denken in het onderwijs vaak dat we het alleen moeten oplossen. Maar dat hoeft niet. Betrek onderwijs en zorg meer bij elkaar, zodat ze elkaars taal beter gaan begrijpen. Of stel een kwartiermaker onderwijs en zorg aan. Daar is onderling vertrouwen voor nodig en de wil om het ook echt samen te gaan doen. In de regio’s waar al jaren op die manieren wordt gewerkt, zie ik dat problemen sneller worden opgelost. Die slag om zorg en onderwijs te verbinden moeten we lokaal en landelijk echt gaan slaan.”
Oberon komt met Brede Inventarisatie Onderwijs-Jeugdhulp:
‘Er gebeurt echt heel veel’

Begin november presenteert Oberon, samen met het Kohnstamm Instituut en KBA Nijmegen, de ‘Brede Inventarisatie Onderwijs-Jeugdhulp’. Daarin beoordelen beleidsmedewerkers Jeugd van gemeenten en leidinggevenden van samenwerkingsverbanden de wijze waarop de aansluiting momenteel is georganiseerd.
Onderzoeker Miriam Walraven van Oberon geeft alvast een klein inkijkje. Ze constateert dat gemeenten en samenwerkingsverbanden soms een andere beleving hebben van de aansluiting. “Dat is ook niet verrassend. In het onderwijs heb je elke dag te maken met leerlingen, ouders. Dat geeft een andere dynamiek.”
De ‘Brede Inventarisatie’ brengt naast knelpunten ook werkzame factoren van de aansluiting tussen jeugdhulp en onderwijs in kaart. Walraven: “We zien een heel breed palet van pilots en initiatieven. Er gebeurt echt heel veel.”
Soms nuanceert onderzoek een aanname over passend onderwijs. Zo dacht men dat met de komst van het passend onderwijs kinderen met het Downsyndroom minder gemakkelijk een plek vonden in het regulier onderwijs. Dat blijkt niet het geval. Walraven: “Het begrip ‘passend onderwijs’ roept verwachtingen op. Dat is niet altijd waar te maken. Het is niet zo dat er voor ieder kind een passende plek is op iedere school.”
De onderzoekers blijven passend onderwijs volgen: dit najaar staat de tweede meting van de monitor samenwerkingsverbanden op de agenda.
Meer onderzoek over passend onderwijs: www.evaluatiepassendonderwijs.nl/onderzoek/rapporten/