wijkaanpak

Reflexen loslaten, partners omarmen

Een gezin in problemen kent geen schotten. De organisaties in het netwerk die het gezin helpen echter wel. Op wijkniveau betekent dat veel investeren in de vraag hoe je ondanks verschillen toch aan hetzelfde doel kunt werken. Lastig voor medewerkers voor wie richtlijnen en processen de basis van hun werk zijn.

Voor hetzelfde doel gaan, elkaar vertrouwen, transparant zijn. Het zijn cruciale ingrediënten voor een netwerkorganisatie. Anders moet je gedoe opvangen met protocollen. “Alle partijen zullen elkaar niet vinden in salarisstrookjes, protocollen en checklists”, meent Zakaria El-Khetabi, afdelingshoofd Rotterdam Zuid binnen de Ring. De essentie is de waaromvraag. Hoe belangrijk voor organisaties de processen, verantwoordelijkheden en controles ook zijn, een gezin ervaart alleen de integraliteit van problemen. Het ingewikkelde voor een netwerkorganisatie zit dan ook in het meekrijgen van het management dat de verantwoordelijkheden van de organisatie moet bewaken.

Protocollen en checklists

Integraliteit betekent dat je over alles gaat, maar niet alles zelf hoeft te doen. El-Khetabi: “Als iemand hulp vraagt, verwijs je die niet door naar bijvoorbeeld de VraagWijzer, maar maak je een afspraak. Het betekent dat een gezin met schuld- en opvoedproblemen niet met vier verschillende professionals hoeft te praten, maar met een.” Professionals moeten zich bewust zijn van deze realiteit. En die verandert continu. Dat doen de meeste ondersteuningsplannen echter niet. Medewerkers houden graag vast aan protocollen en checklists. Die zijn óók nodig, maar het totale verhaal moet centraal staan.


Luisteren

Partners in de netwerkorganisatie moeten een gezamenlijke verantwoordelijkheid voelen en een doel en ambities delen. Ze moeten elk invulling geven aan het besluitvormingsproces. Ze moeten werken aan onderling vertrouwen en aan de kwaliteit van besluiten. Dit vraagt luisteren naar de ander, en dát leidend laten zijn. Bepaalde reflexen moet je loslaten, zoals de uitvoerder willen controleren of de gemeente onkunde verwijten. Complicerende factor is dat de gemeente niet helemaal gelijk is: zij gaat over het geld en besluit wie mag uitvoeren. “Dat is een gegeven”, meent Peter Vergouwe, programmaleider bij Enver, een organisatie voor jeugdzorg in Rotterdam. “Het is al winst dat de gemeente in het netwerk zit. Je onderhandelt gewoon op verschillende niveaus met de gemeente. Het zou mooi zijn als aan de bestuurstafel, waar alle besturen van de partners zitten, ook de besluiten worden genomen, in plaats van door een ambtenaar.”

‘Integraliteit betekent dat je over alles gaat,
niet dat je alles zelf moet doen’

Het Rotterdame model

In Rotterdam werken circa achthonderd medewerkers van verschillende organisaties in 43 wijkteams. Zij blijven in dienst van hun moederorganisatie en werken in het wijkteam namens de gemeente. Medewerkers hebben specialistische kennis op één terrein maar zijn breed inzetbaar. Een VAI (vraaganalyse-instrument) zorgt voor een grondige uitvraag van de gezinsproblematiek. Eén wijkteamleider stuurt een team aan. Iedereen krijgt verplichte scholing. Naast een bestuurlijke tafel is er een praktijktafel. Zo organiseert de gemeente samen met de moederorganisaties goede zorg voor Rotterdammers.

Peter Vergouwe, programmaleider bij Enver

‘Veel meer vanuit eigen kracht, in verbinding met elkaar gaan samen-werken in de wijkteams.’

Daphne Vrijkotte, teamleider Sociaal Werkteam gemeente Ede

‘Principiële keuze voor méér geld is interessant’

“In Rotterdam zijn veel fusies tussen organisaties aangejaagd. Wat doet dat met de diversiteit? Je wilt mensen optimaal kunnen bedienen. Ik hoorde een zorgaanbieder zeggen: ‘Ik werd niet meegenomen.’ Dat hoor ik bij ons ook wel eens. In Ede laten we de netwerkorganisatie – bij ons een alliantie – even ‘gebeuren’: plannen worden bijgesteld. In Rotterdam maakten ze de principiële keuze meer geld uit te geven dan het budget.”

Manon Olde Monnikhof, directeur Begeleiding en Onderwijs a.i. Scheepvaart en Transport College

‘Op meer niveaus samenwerken’

“Ik ontdek dat we op meerdere lagen moeten samenwerken. Nu doen we dat vooral op leerlingniveau. We hebben wel overleg met de gemeente, maar dat zou breder mogen. Vanuit het mbo is dat lastiger, omdat we over de gemeentegrenzen gaan. Persoonlijk contact met de partners is dan niet realistisch. We moeten een aanpak zien te vinden. Als er veel tijd gaat zitten in de overdracht van een kind, dan kunnen we het net zo goed zelf doen.”